Dat is lef: begrip kweken voor hen die niet begrepen worden
Francisca heeft verschillende reptielen in huis
Wijkverpleegkundige Francisca Krook kijkt ’s avonds tv met haar boa constrictor op schoot. En ze knuffelt graag met haar 5 kilo wegende tegu. Hoeveel lef heb je nodig als je tig reptielen in huis hebt? ‘Een grote slang kan best intimiderend zijn. Dan moet je directief zijn en hem gewoon beetpakken als hij naar je blaast. Je moet weten wat je doet. Verder zijn het hele coole dieren. Mijn kinderen zijn gek op ze.’
Francisca groeide op in Friesland en had als kind al een fascinatie voor zielige dieren. Zwaantjes, kraaien, boerderijkatten: als ze iets mankeerden, ving zij ze op. Vanaf haar zestiende hield ze zelf reptielen. Daarnaast vangt ze ook verwaarloosde reptielen op. Inmiddels biedt Francisca thuis onderdak aan onder andere een tegu, kameleons, baardagaams en een twee meter lange boa constrictor. ‘Ik heb liefde voor onbegrepen dieren. Mensen denken vaak dat slangen eng, vies en glibberig zijn. Maar dat is niet zo! Aan dat misverstand wil ik graag iets doen. Ik wil begrip kweken voor dieren die niet begrepen worden. Ik ga met mijn dieren ook langs scholen om kinderen erover te vertellen. Mijn kinderen en ook hun vriendjes vinden de reptielen hier geweldig. Ik vraag altijd eerst aan de ouders of ze het goed vinden dat hun kind de dieren vasthoudt. Daar zijn de meeste heel tolerant in. Zolang ze ze zelf maar niet vast hoeven te houden, haha!’
Gevaar als statussymbool
‘Ik vind niet dat je veel lef nodig hebt om slangen en andere reptielen te houden. Helaas is het wel vaak een bepaald slag mensen dat zich aangetrokken voelt tot deze dieren. Zij zien het als een stoer statussymbool om ‘gevaarlijke’ dieren te hebben en verdiepen zich niet altijd even goed in hoe je zo’n beest moet verzorgen. En dat is met name: weten wat je moet voeren en wanneer. Kleine slangen eten vis en muisjes, de hagedissen eten groente, fruit en insecten zoals levende kakkerlakken en sprinkhanen. Daarnaast heb je speciale warmte- en UV-lampen nodig. Neem je de verkeerde, dan kan dat leiden tot botafwijkingen en verbranding bij de dieren. Ook met de luchtvochtigheid komt het nauw. Is die te laag, dan drogen reptielen uit. De boa constrictor die ik heb, kwam hier via de reptielenopvang. Daar kwam hij uitgedroogd en sterk vermagerd binnen. En je moet echt je best doen hoor, om een slang te laten vermageren. Hij eet namelijk maar een rat per maand. Slangen hebben een traag metabolisme.’
Geen zwakte tonen
Zijn jouw beesten echt totaal ongevaarlijk? ‘Nou, dat ook weer niet. Een tegu kan hard bijten. Die zou in theorie een stukje van je arm af kunnen bijten. Maar dat kan een hond ook. Gifslangen en slangen langer dan vier meter vind ik wel te gevaarlijk. Als die zich om je heen wikkelen, krijg je ze namelijk moeilijk weer los. Dus die neem ik niet in huis. Maar de boa constrictor en de kleinere slangen die ik heb, vallen niet gauw mensen aan. Wij zijn als prooi gewoonweg te groot voor ze. Een grote slang kan wel intimiderend zijn, vooral als ie pijn heeft. Een slang zal nooit zijn zwakte willen laten zien, want dat maakt hem zelf tot een prooi. Dus gaat hij blazen. Daar moet je dan doorheen prikken en directief zijn en de slang gewoon beetpakken om hem te verzorgen.’
Lef in het werk: de juiste aanpak en kritisch blijven
Zorgen voor hen die dat zelf niet kunnen, dat drijft Francisca bij de dieren én in haar werk. ‘Het zorgen voor anderen zit wel in mijn genen. Of dat nou mensen zijn of dieren. Er zijn ook overeenkomsten. Bij patiënten zie je soms ook dat ze zich groot houden. Zij willen dan niet graag laten zien dat er iets aan de hand is. Of ze kunnen, net als de slang, boos en dreigend overkomen. Dat zie je bijvoorbeeld bij mensen met dementie. Dan is het de kunst om daar op de goede manier mee om te gaan. Ook mensen die van streek zijn door hun ziektebeeld en het gevoel hebben dat ze er geen controle meer over hebben, kunnen hun frustratie afreageren op zorgmedewerkers. Dan moet je soms wel lef tonen om je niet weg te laten jagen door een patiënt of een van hun naasten. Dat hoeft niet altijd door doortastendheid. Soms is het juist de rust terugbrengen. Lef hebben is voor mij ook gecontroleerd durven afwijken van een protocol. Je moet altijd kritisch blijven.’
Je mannetje staan
Over een voorbeeld van een situatie waarin ze lef moest tonen, hoeft Francisca niet lang na te denken: ‘Ik heb gewerkt in de covid-unit in Groenhoven. De regels daar waren, zoals overal, streng: twee bezoekers per patiënt per dag. We hadden de zorg voor een terminale patiënt die voortdurend omringd was door acht man familie. Dat kon echt niet. Daarbij bemoeiden deze mensen – zelf ook grotendeels werkzaam in de zorg – zich met alles rond de zorg voor deze man en waren ze bepaald niet mild in hun uitingen naar de zorgmedewerkers. Die verbale agressie ging zo ver, dat collega’s alleen nog bereid waren om de hoognodige zorg te verlenen. Toen dacht ik: dit gaan we anders doen. Ik kwam binnen om de patiënt een injectie te geven. Daarop volgde weer veel commentaar. Toen heb ik de familie in heldere bewoordingen de kamer uitgestuurd. Vervolgens heb ik de zorg verleend en mijn excuses gemaakt aan de patiënt voor alle trammelant. Daarna ben ik het gesprek aangegaan met de familie. Ik heb uitgelegd wat de regels zijn en dat ook zij zich daar aan moesten houden. Als ze dat niet wilden en als ze geen vertrouwen hadden in de zorg die wij verlenen, dan mochten ze van mij hun vader vandaag nog mee naar huis nemen. Dat was een heftig gesprek. Ik werd uitgemaakt voor rotte vis en mijn kennis werd in twijfel getrokken. Dat raakte me wel. Daarna dacht ik: ja, ik heb goed gehandeld. Er was lef voor nodig, maar ik stond op dat moment mijn mannetje. Voor mijzelf, voor mijn collega’s maar ook voor de patiënt. Want zo wil je toch niet sterven, in een veel te drukke kamer met ruziënde mensen om je heen?’