Dat is lef: “Wil je mijn moeder vermoorden ofzo?”

Praten over leven en dood, dat vergt echt lef van iemand

Zelf heeft hij ook wel ‘spannende dingen’ in zijn leven gedaan, zegt hij. Toch ziet Renato Verweij, verpleegkundige palliatieve zorg, vooral hoe andere mensen moed tonen. ‘Lef? Ik? Zorgvragers die ik ontmoet, díe hebben pas lef.’

Lef is een van onze kernwaarden
We tonen initiatief, pakken onze verantwoordelijkheid en gaan complexe vraagstukken hierbij niet uit de weg, maar durven moedige keuzes te maken als die ​​​​​​​nodig zijn.

Renato: ‘Ik probeer me vaak voor te stellen hoe het moet zijn om heel zelfstandig te zijn en ineens te gaan merken dat dingen minder gaan. En vervolgens toe te geven dat je hulp nodig hebt. Zeker in de palliatieve zorg is dat wat. Dan gaat het over lastige onderwerpen. Iemand moet zich dan bloot geven aan een zorgverlener, een vreemde. Je praat immers met elkaar over leven en dood. Waar ben je bang voor? Wat zijn je grenzen? In mijn vak wordt dat al gauw intiem. Het vergt echt lef van iemand om dit aan te geven, dat is heel moeilijk. Soms lukt dat ook niet zo goed. Dan zie ik het als een puzzel om die onderwerpen toch ter sprake te brengen. Hoe kan ik iemand verleiden tot openheid? Hoe pak ik het aan als de klik er niet is – want dat kan ook. Als ik weet wat mensen drijft, kan ik hen ondersteunen daarin.’

De lont eruit

Renato heeft in zijn werk niet alleen met de cliënt te maken, maar ook met zijn of haar naasten. Dat deze mensen hoog in hun emotie kunnen zitten, is begrijpelijk. Maar soms loopt het ook bijna uit de hand. ‘Zo werd ik een keer gebeld door het wijkteam of ik wilde gaan kijken bij een terminale vrouw die veel pijn had. Na overleg met de HAP was besloten dat ik met morfine haar leed kon verzachten. Maar dat viel niet in goede aarde bij de zojuist arriverende familie. Ze zagen een vreemde vent in huis die – in hun ogen – hun moeder sneller wilde laten sterven met de morfine. Haar zoon duwde me verbaal behoorlijk in de hoek en riep: “Wil je mijn moeder vermoorden ofzo?!” De sfeer werd steeds grimmiger en meneer steeds dreigender. Vanuit mijn ervaring in de psychiatrie en de verslavingszorg weet ik hoe onvoorspelbaar gedrag van mensen kan zijn. Dus ik dacht: ik ben hier alleen en zij zijn met veel – ik kies nu voor mijn eigen veiligheid. Daarop heb ik de zoon en dochter van mevrouw gevraagd om in de keuken te komen zitten. Daar was ik dichterbij de deur, waren we met minder mensen én konden we praten zonder dat moeder daar last van had. Toen de zoon wat uit zijn boosheid en verdriet kwam, bleek dat hij niet goed begreep dat morfineverstrekking überhaupt mogelijk was, hoe het werkte, etc. Door begrip te tonen voor zijn emotie en rustig uit te leggen dat ik het leed van zijn moeder kwam verzachten, kon ik de lont eruit halen. Uiteindelijk kon ik doen waar ik voor kwam. Of ik hier lef heb getoond? Ach, ik weet het niet. Maar ik haalde wel enigszins opgelucht adem toen ik vertrok.’

Heldhaftige stagiaire

Wie Renato wel heldhaftig vond, was de stagiaire die hij ooit bij zich had toen zich weer een grimmige situatie voordeed waar Renato en zij plotseling in belandden. ‘Tijdens een avonddienst gingen we kijken bij een terminale vrouw die wat onrustig was. Net toen we daar aankwamen, stormt er een vrouw door de voordeur naar buiten die schreeuwt: “Als die vent nu niet weggaat, schiet ik em neer!” Ik dacht echt: waar ben ik nou in terechtgekomen. Eén ding wist ik wel, er hing daar veel opgewonden energie en spanning in de lucht. Die vrouw bleek de dochter te zijn en ‘die vent’ was de vriend van haar stervende moeder. Daarnaast stonden er ook nog eens een boel familieleden op de galerij van de flat te roken. Het was een hele toestand en ik voelde me verantwoordelijk voor de stagiaire die mee was. Via oogcontact checkte ik of ze oké was en of ze misschien liever wilde vertrekken. Ze gaf echter geen krimp en bleef bij me. Eenmaal binnen merkten we dat moeder aan het hallucineren was en heel angstig was. Dat kwam mede door haar vriend – die duidelijk gedronken had – en door de grote hoeveelheid mensen die daar aanwezig was. Ik heb toen haar vriend naar zijn slaapkamer gepraat en de overige mensen gevraagd om alsjeblieft te vertrekken en mevrouw zo haar rust te gunnen. Dat werkte. Daarna is de huisarts gekomen om mevrouw verder te helpen. Dit verhaal liep gelukkig goed af. Maar de stagiaire, die viel wel met haar neus in de boter zeg. Ik vond het stoer dat ze bij me bleef. Daarna heb ik de situatie nabesproken met haar. Ze gaf aan dat ze zich veilig voelde omdat ik zo kalm bleef. Dat vond ik wel een compliment. Al was ik van binnen zeker niet altijd rustig die avond.’

Klotsende oksels

Vragend naar iets spannends dat Renato gedaan heeft in zijn privéleven, zegt hij direct: ‘Dat was meedoen aan het Vlaardingse songfestival. Dat vond ik zó eng. Mijn toenmalige partner had al eens meegedaan en ook alle drie onze dochters. Toen vond ik dat ik niet achter kon blijven: als die meiden het durven…. Daarbij had ik zoiets nog nooit gedaan. Dus had ik me aangemeld voor de voorrondes. Met klotsende oksels stond ik daar op het podium ‘Liefde voor later’ van Herman van Veen te zingen. Met een barkruk om op te leunen, want anders was ik bang dat ik om zou vallen, haha! Ik heb het niet tot de volgende ronde gered. Daarna heb ik nog twee keer meegedaan, waarbij ik ook strandde in de voorrondes. De laatste keer met ‘Kleine Saar’ van Claudia de Breij, speciaal voor mijn dochter Sarah. Nu zijn we bijna 20 jaar verder en zou ik datzelfde nummer zo gaan zingen, het zal me wat. Maar toen moest ik echt al mijn moed verzamelen.’